Selecteer een pagina

Een bijdrage van Marcel Crok.

Onlangs hield John Christy, Distinguished Professor of Atmospheric Science en directeur van het Earth System Science Center aan de Universiteit van Alabama in Huntsville, een online lezing voor het Irish Climate Science Forum.

Het evenement werd georganiseerd door Jim O’Brien, die ook de Ierse ambassadeur van CLINTEL is. Ondertekenaars van CLINTEL’s Wereldklimaatverklaring World Climate Declaration van over de hele wereld (van Australië tot Chili) woonden de bijeenkomst bij en Christy erkende dat dit waarschijnlijk de eerste keer was dat hij een presentatie gaf voor een wereldwijd publiek.

Christy sprak in 2019 in Dublin in 2019 en in deze nieuwe lezing gaf hij een update van zijn lopende onderzoek naar het testen van klimaatmodellen. De lezing is opgenomen en staat online (wachtwoord S+R$j6N%) vergezeld van een transcriptie van zijn gesproken tekst.

Christy en zijn collega Roy Spencer behoren tot de bekendste klimaatsceptici ter wereld. Christy was – als een van de weinige sceptici – betrokken bij verschillende IPCC-rapporten en hij is een deskundige reviewer van het aanstaande zesde IPCC-rapport.

In het begin van de lezing beklemtoonde Christy de enorme uitdaging van klimaatwetenschap: het inschatten van de klimaatinvloed van een vrij kleine kracht (extra CO2) in een enorm en ingewikkeld klimaatsysteem. Hij liet deze grafiek zien om dit punt te verduidelijken:

In dit vereenvoudigde beeld van de energiestromen van de aarde voegen de extra broeikasgassen minder dan één eenheid energie toe aan het oppervlak op een totaal van 100 eenheden energie. Dat brengt Christy op de afbeelding bovenaan deze post waar twee teams betrokken zijn bij een touwtrekken en waar het “verwarmingsteam” een beetje hulp krijgt van de extra CO2.

De belangrijkste taak van een wetenschapper is het testen van hypothesen, zei Christy, en in het geval van klimaatverandering is de uitdaging om een geschikte en toetsbare hypothese te vinden. Omdat klimaatwetenschappers al hun kennis bundelen in klimaatmodellen, moeten de modellen worden getest. Christy presenteerde vier criteria voor deze test:

1. De respons wordt in alle modellen gezien als een dominante eigenschap.

2. Reactie is er niet als extra broeikasgassen niet worden meegerekend (controle en experiment zijn altijd verschillend).

3. De metriek kan niet zijn gebruikt bij de tuning en ontwikkelen van het model.

4. Waarnemingen moeten afkomstig zijn uit meerdere, onafhankelijke bronnen.

Hoewel de wereldwijde gemiddelde oppervlaktetemperatuur door velen wordt beschouwd als de belangrijkste maatstaf om klimaatverandering te beoordelen (en wordt gebruikt door de Overeenkomst van Parijs om een internationale drempel te bepalen), is die maatstaf niet geschikt om de modellen te testen, omdat de modellen al daarop zijn getuned (criterium 3).

Christy en collega’s besloten dat het meest opvallende kenmerk van alle modellen een sterke opwarming is hoog in de tropische troposfeer, ook wel de tropische hotspot genoemd. Deze functie verschijnt in alle modellen en verdwijnt wanneer de forcering wordt uitgeschakeld. Deze opwarming had ook al moeten plaatsvinden in de periode 1979-2019 en kan daarom worden getoetst aan waarnemingen van weerballonnen en satellieten.

Hier is het Canadese model, maar alle andere modellen tonen deze uitgesproken opwarming hoog in de tropen. Direct naar de resultaten. Christy presenteerde voor het eerst een vergelijking tussen AR6-modeltrends en observaties:

Zoals te zien valt, vertonen alle modellen aanzienlijk meer opwarming dan waargenomen en gemiddeld is het verschil een factor bijna 2,5. Christy toonde ook plots voor alle individuele modelruns, zowel van CMIP5 als CMIP6. Eerst CMIP5:

Het verschil tussen de gemodelleerde en waargenomen trends in deze grafiek werd getest door de Canadees Ross McKitrick en Christy in een paper uit 2018 en zoals hij hier laat zien met een opmerking in de grafiek, zijn ze niet geslaagd voor de test. Modellen en observaties komen dus niet overeen en het verschil tussen beide is groot. Daarom is de hypothese fout!

In CMIP6 is de situatie iets anders:

Er is een opvallend verschil tussen CMIP5 en CMIP6. De variabiliteit van de modellen nam toe, ze stuiteren op en neer en veel meer dan de waarnemingen. Christy zei dat dit aangeeft dat de modellen negatieve feedbacks onderschatten die in het echte klimaatsysteem werken. Modellen, wanneer ze opwarmen, laten niet genoeg warmte naar de ruimte ontsnappen. Het echte klimaatsysteem heeft een effectiever koelmechanisme dan de modellen.

Dat was ongeveer de belangrijkste boodschap van de lezing. Modellen slagen nog steeds niet voor de test. Onthoud dat deze modellen alle fysieke kennis van de huidige klimaatwetenschappelijke gemeenschap bevatten en nog steeds niet in staat zijn om fundamentele energiestromen te reproduceren.

In de rest van de lezing besprak Christy vele andere aspecten van het klimaatdebat: klimaatgevoeligheid, trends in extremen (geen!), trends in zee-ijs en sneeuwbedekking en hij liet een aantal interessante grafieken zien over zeespiegelveranderingen.

De hele lezing is uw tijd meer dan waard.

Marcel Crok.


Bron:
https://www.climategate.nl/2021/02/nieuwe-presentatie-door-john-christy-modellen-voor-ar6-zijn-nog-steeds-niet-in-staat-om-trends-in-de-tropische-troposfeer-te-reproduceren/